De nieuwe wet burgerschapsonderwijs

De nieuwe wet voor burgerschapsonderwijs is per 1 augustus 2021 ingegaan. Scholen waren al wettelijk verplicht om onderwijs in burgerschap te verzorgen, maar meer dan eens wisten scholen niet precies wat er van hen verwacht werd. Daarom heeft de overheid de wettelijke opdracht voor scholen aangescherpt.
De wet geeft aan wat er van de scholen verwacht wordt:
- De school moet concreet onderwijs aanbieden in de basiswaarden
- De school moet zorgen voor de ontwikkeling van sociale en maatschappelijke competenties
- De school moet een oefenplaats zijn in de vaardigheden die van belang zijn voor het deelnemen aan de maatschappij
- De school moet ervoor zorgen dat iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt op school
1. De basiswaarden
Het is voor scholen soms onduidelijk wat nu precies de basiswaarden zijn van de Nederlandse rechtsstaat. Het gaat daarbij om:
- vrijheid van meningsuiting
- gelijkwaardigheid
- begrip voor anderen
- verdraagzaamheid [tolerantie]
- afwijzen van onverdraagzaamheid
- afwijzen van discriminatie
- autonomie
- verantwoordelijkheidsbesef
De overheid verwacht dat de scholen doelgericht [intentioneel] aandacht besteden aan de basiswaarden. Daarnaast komen ze uiteraard aan bod bij andere lessen wanneer dat nodig en/of nuttig is.
2. Sociale en maatschappelijke competenties
De overheid verwacht dat de scholen een aanbod (curriculum) vaststellen voor het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties. Deze competenties stellen de leerlingen in staat om deel uit te maken van, en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
3. Een oefenplaats
In de wet staat: het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden en zorgt ervoor dat er een omgeving wordt gecreëerd waarin de leerlingen worden gestimuleerd om actief te oefenen met de omgang met en het handelen naar deze basiswaarden. De wet geeft aan dat het bestuur een zorgplicht heeft ten aanzien van de schoolcultuur op de scholen.
4. Het schoolklimaat
Het bevoegd gezag heeft een zorgplicht voor het schoolklimaat. De school moet er in de eerste plaats voor zorgen dat ze de leerlingen kennis en respect bijbrengen voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid. Daarnaast moet de school de leerlingen de waarde bijbrengen, dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden. En tenslotte moet de school zorgen voor een klimaat waarin alle betrokkenen zich veilig en geaccepteerd voelen.
Wat betekent dit voor de scholen?
Het toepassen van de wet heeft voor de scholen een aantal consequenties:
- De school moet een visie ontwikkelen op burgerschapsonderwijs
- De school moet de doelen voor burgerschapsonderwijs vaststellen
- De school moet een samenhangend curriculum ontwerpen en uitvoeren
- De school moet vaststellen wat er in welk leerjaar geleerd wordt
- De school moet het onderwijs in burgerschap evalueren
WMK en Mijnschoolplan ondersteunen hierbij
Het instrument WMK bevat een (nieuwe) Quick Scan voor Burgerschap. Scholen kunnen met deze Quick Scan hun beginsituatie vaststellen en bepalen wat er moet gebeuren: ze kunnen een plan van aanpak opstellen.

Het instrument Mijnschoolplan bevat de module Burgerschap. Ook deze module bevat een nulmeting om de beginsituatie vast te stellen. Met behulp van deze module kunnen scholen tevens vorm geven aan het beleid met betrekking tot Burgerschap. Scholen kunnen in de module op Mijnschoolplan vorm geven aan hun eigen beleid op basis van voorbeeldteksten. De module gaat zeer uitgebreid in op de mogelijke doelen voor burgerschap.

In een tweede release wordt het mogelijk om in deze module ook het curriculum vorm te geven.